Open Access, een heel korte introduktie
by Peter SuberNederlandse versie (26 januari 2005) van Peter Suber's tekst (voor het origineel, ziehier: http://www.earlham.edu/~peters/fos/brief.htm)
Open-Access (OA) wetenschappelijke literatuur is digitaal, online, gratis voor de lezer, en kent vrijwel geen restricties die van doen hebben met auteursrecht of licentie-beperkingen. Open Access wordt mogelijk gemaakt door het internet en de instemming van degene die het auteursrecht heeft - meestal de auteur zelf.
In de meeste disciplines is het zo dat wetenschappelijke tijdschriften de auteurs van onderzoeksartikelen niet betalen. Auteurs verliezen er dus geen inkomsten mee door in te stemmen met OA. In dit opzicht verkeren wetenschappers in een volstrekt verschillende situatie vergeleken met de meeste musici, romanschrijvers en film regisseurs, en OA controverses uit die wereld spelen dan ook geen rol in de wetenschappelijke literatuur.
OA is ook volledig compatibel met 'peer review', en alle OA initiatieven van enig belang voor de wetenschappelijke literatuur zijn overtuigd van het belang daarvan. Net zoals de auteurs van wetenschappelijk artikelen hun werk gratis 'weggeven', verlenen ook de hoofdredacteuren en peer-reviewers van de meeste tijdschriften hun medewerking zonder betaling te verwachten.
Maar OA literatuur is niet kosteloos om te produceren, hoewel het in de meeste gevallen goedkoper is dan de productie van conventioneel uitgegeven literatuur. De vraag is dus ook niet of wetenschappelijke literatuur volledig kosteloos kan worden gemaakt, maar of er betere manieren zijn om de noodzakelijke kosten te dragen dan ze te verhalen op de lezers via abonnementen, met alle drempels die dat opwerpt voor de toegang en verspreiding van de kennis die zich in de wetenschappelijke literatuur bevindt. Nieuwe economische modellen voor het dragen van die noodzakelijke kosten hangen af van de vorm waarin die vrije toegankelijkheid wordt bereikt.
Er zijn twee methoden voor OA als het om onderzoeksartikelen gaat: OA tijdschriften en OA archieven (ook wel depots of repositories genoemd).
- OA archieven (depots, repositories) organiseren geen peer review, maar maken simpelweg vrijelijk en gratis toegankelijk wat er ook maar in opgeslagen is aan wetenschappelijke artikelen. Dat kan zijn in de vorm van nog niet aan peer review onderworpen zgn. 'preprints', of in de vorm van 'postprints', die al wel peer review ondergaan hebben, of beide. Zulke archieven kunnen worden georganiseerd en onderhouden op het niveau van individuele instituten, universiteiten, laboratoria, e.d. maar ook hele disciplines bestrijken, zoals natuurkunde, economie, of de levenswetenschappen. Auteurs kunnen zelf hun 'preprints' deponeren zonder van wie dan ook toestemming te hoeven vragen en de meeste tijdschriften staan inmiddels ook toe dat de 'postprint' door de auteur zelf in dergelijke archieven wordt gedeponeerd. Indien zulke archieven het 'metadata harvesting protocol' van het 'Open Archives Initiative' onderschrijven, dan zijn ze 'interoperable' en kunnen lezers alles in die archieven vinden zonder noodzakelijkerwijs te weten om welke archieven het precies gaat en waar die zich bevinden. Er bestaat open-source software om archieven op te zetten die aan OAI-metadata eisen voldoen en er is wereldwijd sprake van een momentum om ze te gebruiken. De kosten van zo'n archief zijn laag: enige ruimte op een internet server en een geringe hoeveelheid tijd van een technicus.
- OA tijdschriften zijn, in tegenstelling tot archieven, wel direct betrokken bij het organiseren en begeleiden van peer review en maken, nadat ze deze kwaliteitstest hebben doorstaan, hun artikelen vrijelijk en gratis beschikbaar. Hun kosten bestaan uit die voor het organiseren en begeleiden van peer review, het geschikt maken van de manuscripten, en voor internet servers. OA tijdschriften verhalen die kosten niet op de lezer. Soms zijn zulke tijdschriften gesubsidieerd door een universiteit of wetenschappelijke vereniging, soms betekent het dat ze een bijdrage van de auteur vragen (in verreweg de meeste gevallen vergoed door de universiteit of de onderzoeksfondsen). OA tijdschriften die zo'n bijdrage van de auteur vragen geven gewoonlijk vrijstelling aan auteurs die werkelijk niet kunnen betalen of het geld elders verhalen. OA tijdschriften die voldoende subsidies genieten kunnen zich veroorloven helemaal geen auteursbijdrage te vragen. Soms kunnen ook andere bronnen van inkomsten helpen, zoals advertenties, andere uitgaven die niet gratis zijn, andere services, enz. Sommige instituten en consortia bedingen een (kwantum)korting op de auteursbijdrage. Sommige OA uitgevers bieden een institutioneel 'lidmaatschap' aan, zodat individuele auteurs verbonden aan het instituut in kwestie niet geconfronteerd worden met een verzoek om een financiële bijdrage als ze willen publiceren in een tijdschrift van die uitgever. Als het gaat om het vinden van inkomstenbronnen voor OA staat de creativiteit nog in de kinderschoenen en zijn we nog verre van een situatie waarbij alle voorstellingsvermogen wat dat betreft is uitgeput.
Voor een langere introductie, met hypertext links naar verdere literatuur over Open Access, zie Peter Suber's oorspronkelijke overzicht: http://www.earlham.edu/~peters/fos/overview.htm